top of page
Zoeken
  • lottegerritsjans

De kracht van dramatherapie


‘Wat een prachtig vak heb ik toch!’ roep ik regelmatig wanneer ik vol enthousiasme uit een sessie kom. Het is mooi om te zien dat iets waar je erg in gelooft zich keer op keer toont.

Tuurlijk ben ik ook weleens gefrustreerd, meer dan eens zelfs, dan verlang ik naar een baan waar van begin tot eind duidelijk is welke stappen er te nemen zijn en dat als je op die specifieke knop drukt, dat resultaat eruit komt. Maar ik weet dat ik daar niet voor gemaakt ben, dat daar mijn kracht niet ligt. Als therapeut moet je -met de theoretische kaders die je als bagage meeneemt-vanuit het contact, vanuit echt luisteren en afstemmen het proces met je cliënt aangaan. Een werkvorm of bejegeningsstijl kan bij de ene cliënt een heel andere uitwerking hebben dan bij de ander. Dit maakt het elke keer opnieuw weer een puzzel. Zodra je denkt te weten dat je deze puzzel al eens in elkaar hebt gelegd en het met minder aandacht kan doen, ben je minder afgestemd op deze unieke cliënt. Dit is de basishouding die ik uitdraag als therapeut, maar daarnaast is er de therapievorm zelf.


Wat is nou die kracht van dramatherapie? Ook al is dat eigenlijk moeilijk in woorden te vatten omdat het niet voor niets een ervaringsgerichte therapie is, doe ik toch een poging.

In dramatherapie gebruik je allerlei verschillende aspecten van het theater, er is de speelvloer, de spelers, de toeschouwers, de regisseur, de decorbouwers, het licht, de ‘props’ (rekwisieten), de kleding, de maskers, de muziek, het lijf, de stem, het ritme van tekst en beweging. Het is zo divers en elk onderdeel mag worden gebruikt maar het hoeft niet. Vaak gebruik ik alleen de speelvloer, wat ‘props’ en de spelers met hun lijf en stem en eigen ritme. Een andere keer is het nodig om ook licht en kleding te gebruiken. Hoe je de dramatherapie gebruikt doe je in afstemming met de cliënt, wat deze persoon nodig heeft om het proces aan te gaan.

In ons vak is het mogelijk om op veel meer verschillende manier de afstemming te zoeken, als een therapie die voornamelijk cognitief is. Ik ben overigens altijd een voorstander van de combinatie en samenwerking tussen de verschillende vormen van therapie. Maar dat terzijde.


Hoe ik de dramatherapie invul hangt dus af van de cliënt: vindt de cliënt het nog moeilijk om met zijn eigen thema’s aan het werk te gaan en te reflecteren op zichzelf, dan zet ik bijvoorbeeld fictief spel in, het hoeft daarmee niet direct over jou te gaan. Spelplezier is belangrijk in deze fase en je ontdekt wie je bent als speler. Je kan sprookjesfiguren gebruiken of een personage uit een lievelingsfilm. Iemand kan dan met veel distantie tot het probleem/de hulpvraag aan het werk zijn. Ik zie in deze fase vaak dat er veel decor, kleding en 'props' worden gebruikt.


Vignet Mark

Op mijn werkplek in de gevangenis, komt Mark bij mij. Het doel vanuit de regiebehandelaar is agressie regulatie. Hij ziet zelf niet in dat hij problemen veroorzaakt. De anderen maken het hem lastig. Ik merk dat als ik te veel vragen stel en te veel wil focussen op het doel waar hij voor bij mij komt, de weerstand toeneemt en daarmee de afstand binnen de therapeutische relatie. Ik wil die therapeutische relatie graag met hem aangaan, Mark is er nog niet zo zeker van of hij die wel met mij wil aangaan. Bij binnenkomst heeft hij meteen interesse getoond in mijn rek met kleding, hij vraagt eerst of hij wat items mag hebben maar accepteert mijn nee. Ik zeg dat hij dit uur wel gebruik mag maken van de kleding en vraag welk item hem aanspreekt. Hij kiest een stoer motorjack en trekt hem aan. Hij vindt dat ik dan ook iets moet aantrekken en ik kies een nep bontjas. ‘Wat voor motor heb je?’ vraag ik. Hij vertelt over zijn fictieve motor en zo verleid ik hem al een beetje tot de eerste stapjes richting spel. Als ik vraag of we een scene zullen maken samen trekt hij zijn motorjas uit en wil graag koffie. Dat was blijkbaar een stap te ver, maar de keer daarop komt hij weer naar therapie en pakt dezelfde jas weer, hij zegt de baas van een motorbende te willen spelen. We bespreken de scene kort voor zodat de structuur duidelijk is en de eerste scene in samenspel is een feit.


Je ziet dat het contact ontstaat in de afstemming, hoe dit proces tot stand komt geeft veel informatie waar je als therapeut mee verder kan werken. Zijn keuzes voor de rollen die hij speelt, wat hij laat zien in de interactie binnen spel, ook al gaat het nog niet direct over hem, zijn ook een bron aan informatie. Dit zijn nog hypotheses, want het nabespreken met de cliënt is voor hem in deze fase nog niet aan de orde, dit zou de vrijheid van spelen belemmeren en de weerstand doen toenemen.


Als een cliënt een eigen hulpvraag heeft en in staat is wat meer inzicht gevend te werken, dan kan je nabespreken en wat er in spel is gebeurd gaan koppelen aan de eigen thema’s. Je kan in deze fase ook fictieve situaties spelen en met improvisatie oefeningen aan de gang, maar wat ik vaak doe is het in beeld brengen van de thema’s op de vloer. De verschillende interne rollen bijvoorbeeld, waar ik dan ook een rolinterview mee afneem. Een dialoog spelen tussen het kwetsbare kind en de gezonde volwassen kant, of juist tussen de gezonde volwassen kant en de niet-functionele beschermers die de client heeft ontwikkeld in zijn jeugd.

Het in beeld brengen van een conflict of andere lastige situatie helpt ook om dit vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Ik gebruik daarvoor vaak de techniek ‘rolwissel’. Iemand moet dan echt in de rol leren stappen van de ander en de situatie bekijken vanuit dat perspectief, dit is vaak verhelderend.


Vignet Barbara

Barbara is 24 jaar en komt steeds in conflict met collega’s. Collega’s geven aan dat ze erg fel is en veel fouten maakt. Barbara legt de schuld van deze conflicten buiten zichzelf en herkent de feedback van haar collega’s niet. Ze reageert vaak fel op de feedback, dit zie ik ook in onze sessies. Barbara heeft niet in de gaten dat haar lichaamshouding en mimiek ervoor zorgen dat mensen alert worden als zij binnen komt en haar daardoor extra in de gaten houden of juist het conflict zoeken. Barbara wil de situatie neerzetten waar 1 van de collega’s haar in de gaten houdt en Barbara hem daar op felle toon op aanspreekt. We zetten de situatie neer, Ik speel eerst de collega en Barbara speelt zichzelf. Daarna wisselen we van rol en speel ik de rol van Barbara en Barbara speelt haar collega. Ik laat de scene eerder beginnen dan het daadwerkelijke conflict en speel met dezelfde lichaamshouding, mimiek en energie die Barbara heeft. “Kijk ik echt zo?” vraagt ze. Ze gelooft me wanneer ik dit bevestig en schrikt hier toch een beetje van. Dit maakt dat er al wat meer ruimte komt om naar haar eigen handelen te gaan kijken. Ze wil de volgende keer met de camera de scene opnemen, Ze zal dan weer zichzelf spelen en onderzoeken hoe zij overkomt op de ander. Dit is een stapje in de richting van het kijken vanuit een ander perspectief.


Het traumagericht werken bestaat uit verschillende fases en lagen, het in beeld brengen van trauma doe je dan ook pas als de tijd daar rijp voor is en vereist veel zorgvuldigheid. Ik laat de cliënt dan bijvoorbeeld de plek na bouwen van een traumabeeld. Soms kunnen de woorden over wat er is gebeurd nog niet uitgesproken worden vanuit de cliënt zelf, maar wel zodra hij/zijn de rol op zich neemt van oma’s kastje in de kamer of de schemerlamp. Vanuit deze rol kan ineens verteld worden wat er op die plek allemaal gebeurd is. Ook hierin heeft het in beeld brengen van de verschillende innerlijke kanten t.o.v. het trauma en eventueel de dader van dit trauma een belangrijke plaats in de behandeling.


Het ‘in beeld brengen van’ is zo’n bijzondere kracht van dramatherapie, daarmee maak je zichtbaar wat in iemand afspeelt. Dit geeft veel inzicht en maakt het meteen ook speelbaar waardoor er beweging komt waar het eerder vastliep. Je kunt het beeld rescripten ofwel het verhaal herschrijven, dit heeft een helende werking.


Ook het wisselen van perspectief wat ik hierboven beschrijf, zie ik als de kracht van dramatherapie. In rollenspel en met de rolwissel als techniek die ook gebruikt wordt in psychodrama kan dit zoveel nieuwe inzichten geven.


Soms is het nog veel te eng om iets met spel te doen, en voelt het nog nodig om veilig aan de tafel te blijven zitten. Ik gebruik dan associatiekaarten om in gesprek te raken of om een oefening te doen waarbij je interpretaties en observaties uit elkaar leert te halen door de afbeelding op deze twee verschillende manieren te beschrijven. Ook het schrijven van verhalen of korte gedichtjes zoals een elfje, kan ingezet worden. Later kan dit verhaal ook een uitgeschreven dialoog worden, de voorbereiding op spel.


Een groot deel van mijn cliënten hebben ernstige problemen met het reguleren van hun emoties. Ik werk met hen vaak eerst met zintuigoefeningen, dit helpt hen om zich te concentreren op een taak en de emotie zo niet te veel te laten opbouwen of zelfs weer wat te laten kalmeren. Deze zintuigoefeningen zet ik ook in bij mensen die moeite hebben in het hier en nu te blijven door bijvoorbeeld een psychosegevoeligheid.


Een voorbeeld van een zintuigoefening binnen dramatherapie is het neerzetten van een scene met Playmobilpoppetjes of het bouwen van een decor en daarin steeds iets kleins veranderen. De ander raad dan wat er veranderd is. Vaak werkt deze oefening ontspannend en ervaren cliënten dat ze even niet bezig zijn geweest met hun zorgen maar hun aandacht konden houden bij de taak.


En er is nog zoveel meer, werkvormen om grenzen te leren stellen of accepteren van de ander, het uiten van emoties, werken met teksttoneel. Te veel om op te noemen, maar voor nu laat ik het even hierbij. Het is een rijk en mooi vak omdat je op verschillende manieren iemand kan begeleiden op zijn/haar weg naar herstel.


Het zijn niet alleen de werkvormen, er zijn veel hulpverleners die wel eens een rollenspel in zetten. Nee het zijn de dramatherapeutische interventies die je inzet binnen deze werkvormen die ons vak uniek maken.

379 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page